Nieuwe wet op fiscale en sociale regularisatie eindelijk van kracht

Tax & Corporate  •  10/08/2016  •  Kevin Desmet

Op 21 juli jongstleden werd uiteindelijk de nieuwe federale wet goedgekeurd, waarbij opnieuw een permanent systeem van fiscale en sociale regularisatie wordt ingevoerd. De nieuwe federale regularisatiewet werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 juli 2016 en is in werking getreden op 1 augustus 2016. Hoewel de federale overheid vanuit de begrotingsgedachte de nieuwe regularisatiewetgeving initieel ingang wou laten vinden per 1 januari 2016, moest zij deze datum meermaals verschuiven om de ontwerptekst aan te passen en zodanig bevoegdheidsconflicten met de gewesten te vermijden aangaande ‘gewestelijke belastingen waarvoor de federale overheid de dienst verzekert’. De discussie met de gewesten werd uiteindelijk afgesloten door in de finale wettekst op te nemen, dat dergelijke gewestelijke belastingen kunnen geregulariseerd worden in zoverre er samenwerkingsakkoorden worden gesloten met de gewesten (artikel 18) en indien de aangever de ‘aard’ van de ontdoken belasting aantoont (federale inkomstenbelasting, Waalse of Brusselse successierechten, … - artikel 11; zie ook nr. 54-1738/011, 11).

 

Gewestelijke belastingen, waarvan het gewest zelf de dienst verzekert (zoals bijvoorbeeld de Vlaamse erfbelasting), kunnen onder de nieuwe (federale) wet niet geregulariseerd worden. Hiervoor ligt het decreterend initiatief immers bij de gewesten. In de schoot van de Vlaamse regering wordt actueel de Vlaamse pendant van de federale regularisatiewetgeving voorbereid, zodat ook ‘ontdoken’ erfbelasting op termijn zou kunnen geregulariseerd worden (Vraag om uitleg nr. 2462 en nr. 2493, 5 juli 2016, www.vlaamsparlement.be).

 

Enkele dagen na inwerkingtreding van de nieuwe regularisatiewet moet dan ook vastgesteld worden dat deze voorlopig onuitvoerbaar blijft ten aanzien van dossiers, die zowel een federaal als een gewestelijk aspect vertonen. Op heden is er nog geen enkel samenwerkingsakkoord voor handen, waardoor dossiers die onder meer betrekking hebben op ‘gewestelijke belastingen waarvoor de federale overheid de dienst verzekert’ voorlopig nog niet zullen kunnen ingediend worden. Bovendien blijft het ook een open vraag hoe dossiers zullen benaderd worden, die betrekking hebben op federale belastingen en gewestelijke belastingen waarvoor de gewesten de dienst zelf waarnemen. Denken we bijvoorbeeld maar aan de tegoeden op een buitenlandse bankrekening van een overledene uit het Vlaamse Gewest, die niet in een aangifte nalatenschap werden opgenomen en waarvan de erfgenamen de inkomsten evenmin in hun Belgische aangifte personenbelasting hebben opgenomen. Dergelijke dossiers moeten met de nodige voorzichtigheid benaderd worden, te meer daar de Minister van Financiën heeft verklaard dat het beroepsgeheim van het Contactpunt Regularisaties zich niet uitstrekt tot de mededeling van gegevens aan een ‘gewestelijke belastingadministratie’ (nr. 54-1738/003, 28).

 

Afgezien van hetgeen voorafgaat, volgt de nieuwe regularisatiewetgeving in grote lijnen de laatste regularisatiewetgeving zoals deze van kracht was tot en met 31 december 2013, weliswaar hier en daar met een gewijzigde terminologie. In de nieuwe regularisatiewetgeving wordt binnen het fiscale luik opnieuw een onderscheid gemaakt tussen de fiscaal verjaarde kapitalen en de inkomsten/sommen, waarvoor de fiscale aanslagtermijnen nog niet verstreken zijn. In tegenstelling tot de vorige regularisatieronde wordt er binnen deze laatste categorie qua tarief geen onderscheid meer gemaakt naargelang het al dan niet gaat om ‘ernstige en georganiseerde fraude’. Voor wat betreft de fiscaal niet-verjaarde sommen/inkomsten is de regularisatieheffing gelijk aan het normale belastingtarief verhoogd met 20 procentpunten. Vanaf 1 januari 2017 wordt dit 22 procentpunten en nemen deze jaarlijks met 1 procentpunt toe tot in 2020 een plafond van 25 procentpunten wordt bereikt. Fiscaal verjaarde kapitalen worden onderworpen aan een heffing van 36 procentpunten, die vanaf 1 januari 2017 eveneens jaarlijks met 1 procentpunt toenemen tot in 2020 het plafond van 40 procent is bereikt.

 

Naast het fiscale luik voorziet de nieuwe regularisatiewetgeving eveneens in een sociaal luik, net zoals dit tijdens de vorige regularisatieronde het geval was. Niet-verjaarde sociale bijdragen, verschuldigd in het kader van KB nr. 38 houdende inrichting van het statuut der zelfstandigen, kunnen geregulariseerd worden tegen een aanvullende sociale heffing a rato van 15% van de beroepsinkomsten, welk percentage vanaf 1 januari 2017 toeneemt tot 17% en daarna jaarlijks met 1% procent toeneemt tot maximaal 20%.

 

DEEL DIT BERICHT: